Falend optreden van SE Fireworks en overheid; scherp toezicht op implementatie aanbevelingen noodzakelijk; risico’s in kaart brengen en preventiebeleid ontwikkelen.

De commissie schetst een onthutsend beeld over SE Fireworks en de verantwoordelijke overheden. Het is schokkend te ervaren dat op tal van punten is gebeleken dat de betrokken overheden niet alleen hun verantwoordelijkheden niet hebben genomen maar ook faalden bij de toepassing van de kennis die bij de vuurwerkramp in Culemborg is opgedaan.

De commissie bevestigt de al eerder geuitte harde kritiek op de Gemeente Enschede, maar stelt daarnaast vast dat zowel de onderneming en het Rijk ernstig te kort zijn geschoten.

Terecht stelt de commissie dat de primaire verantwoordelijkheid voor de ramp ligt bij de onderneming, die als geen ander had kunnen én moeten weten dat de classificatie van vuurwerk niet betrouwbaar is en welke de risico’s zijn van het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften.

Dit neemt niet weg dat zowel de Gemeente Enschede als de Rijksoverheid een zware medeverantwoordelijkheid draagt voor het feit dat de gevaarlijke situatie bij SE Fireworks kon ontstaan én kon blijven voortbestaan. Deze constatering is nog schokkender aangezien overheden na de vuurwerkramp in Culemburg konden weten welke de risico’s zijn van vuurwerkbedrijven. Deze kennis heeft op geen enkele wijze het beleid beïnvloed. De uitspraak van Oosting in dit verband: ‘als die lessen waren geleerd, vul zelf maar in’ geeft aan dat de overheid deze ramp had kunnen voorkomen.

De aandacht die de commissie vraagt voor de nog niet gedekte schade is terecht. De uitspraak van de minister-president – direct na de ramp – dat niemand er op achteruit mag gaan, moet nu voluit worden waargemaakt.

Het is goed dat de Commissie Oosting vaststelt dat individuele hulpverleners geen blaam treft en zich naar beste kunnen hebben ingezet.

Naar het oordeel van GroenLinks zal de Kamer na deze nieuwe ramp lange tijd scherp de vinger aan de pols moeten houden of de lessen en aanbevelingen van de commissie Oosting, nu wél tot actie leiden bij de verschillende overheden. Een periodieke kwartaalrapportage aan de Kamer over de voortgang van de implementatie is dan ook noodzakelijk. Ook de slachtoffers van de ramp hebben er recht op om geïnformeerd te worden over de wijze waarop de overheid de lessen die uit deze ramp getrokken kunnen worden, vertaalt in aanscherping van beleid en handhaving.

Een aantal rampen in de afgelopen periode heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat er in onze samenleving tal van risico’s bestaan waarvan burgers én overheden niet of onvoldoende weet hebben. In plaats van achteraf lering te trekken uit dramatische gebeurtenissen, is het dringend nodig dat de overheid systematisch in kaart brengt welke grote risico’s de moderne samenleving bedreigen (bijvoorbeeld chloortransporten, gevaarlijke bedrijven, vliegverkeer, tunnels). En daarvan na te gaan of het huidige beleid én de handhaving hiervoor adequaat zijn. De recent door de minister van Binnenlandse Zaken voorgestelde Rampen- en ongevallenraad zou hierbij een goede rol kunnen spelen. Deze Raad zou niet alleen terug moeten kijken ná rampen, maar ook een inventarisatie van risico’s en advisering over de mogelijkheden om deze te verminderen als taak kunnen krijgen. Deze inventarisatie en aanbevelingen moeten in het komende jaar worden gemaakt, zodat een nieuw kabinet een start kan maken met preventie van grote risico’s. De aanbeveling van de Commissie om een Expertisecentrum voor risico-activiteiten op te richten verdient in dit verband ook alle steun.

Paul Rosenmöller