GroenLinks heeft samen met D66 vervolgvragen gesteld aan de staatssecretaris vanwege het feitelijk weigeren van de vergunning voor ' Women on Waves'. De vergunning is nu zodanig beperkt dat slechts medicinale ingrepen mogelijk blijven. Volgens de Kamerleden betreft het een politiek besluit. Eerder bepaalde de rechtbank dat het hoofdargument, de fysieke afstand tot een ziekenhuis, geen rol zou mogen spelen.
Vragen van de leden Tonkens (GL), van der Laan (D66) aan de Staatssecretaris van VWS,
6 augustus 2004
1. Interpreteren wij uw antwoord op de brief van de leden Van der Laan (D66), Van Heteren (Pvda), Griffith (VVD) en Van Bommel (SP) juist, in de zin dat u oordeelt dat de wetgeving u verplicht de vergunning voor ‘ Women on Waves’ voor zwangerschapsonderbreking aan zeer sterke beperkingen te binden waardoor deze ingreep feitelijk onmogelijk wordt gemaakt, vanwege de territoriale afstand tot het Slotervaartziekenhuis?
2. Deelt u de onze interpretatie van het oordeel van de rechtbank van Amsterdam, dat voor een vergunningverlening voor Women on Waves afstand cruciaal is, maar dat het daarbij niet zozeer om territoriale maar vooral om de communicatieve afstand gaat?
3. Deelt u de mening dat uit uit het oordeel van rechtbank blijkt de wetgeving niet bepalend is voor de vraag of Women on Waves een vergunning kan krijgen, maar uw eigen afweging in hoeverre de afstand tussen de kliniek en het Slotervaartziekenhuis aanvaardbaar is?
4. Kunt u alsnog aangeven wat uw politieke en inhoudelijke redenen zijn om de vergunning aan Women on Waves aan zeer sterke beperkingen te binden?
5. U stelt voorts, dat Wow niet de (volledige) vergunning krijgt, omdat niet aan de wettelijke eisen is voldaan. Aan welke wettelijke eisen wordt niet voldaan, gezien het feit dat de rechter heeft geoordeeld dat de territoriale afstand in ieder geval niet de wettelijke eis is?
6. U stelt dat de risico’s bij medicinale zwangerschapsbeperking erg klein zijn, en bij instrumentele zwangerschapsonderbreking klein. Exacte percentages zegt u echter niet voorhanden te hebben. Acht u het met ons van belang dit debat op basis van feiten wordt gevoerd? Kunt u de Staatssecretaris de percentages van de genoemde risico’s alsnog achterhalen?
7. De Staatssecretaris stelt dat het twijfelachtig is of individuele artsen in landen ‘waar de religieuze druk groot is’ bij complicaties na vertrek van WoW bereid zijn om nazorg te verlenen. Erkent u dat dit in strijd is met de door artsen afgelegde Eed van Hippocrates? Is deze verwachting op enige ervaring gebaseerd?
8. Als zou blijken dat er inderdaad artsen zijn die aldus de Eed van Hippocrates schenden, acht zij het dan niet een taak van de Nederlandse regering om de regering in het betreffende land daarop aan te spreken?