Afgelopen week was er een hoorzitting in de Tweede Kamer waarin bedrijven die in de regio actief zijn vertelden over de moeilijke en schimmige omstandigheden waarin zij hun werk doen. De Chinese overheid geeft weinig tot geen inzage in de werkomstandigheden van de Oeigoerse dwangarbeiders, waardoor veel bedrijven aangeven niet langer zaken te willen doen in deze regio. Daarom komen wij met een vijf punten plan.

Ons plan heeft twee doelen: (1) we moeten zo veel mogelijk proberen de EU en andere bondgenoten aan onze zijde te krijgen op het gebied van sancties en due dilligence-beleid ten opzichte van China én (2) we moeten onze eigen bijdrage aan de Oeigoeren-situatie zo snel mogelijk stopzetten. De gewone Nederlander moet erop kunnen vertrouwen dat hij niet bijdraagt aan mensenrechtenschendingen wanneer hij een T-shirt bij de C&A koopt. Economie gaat nooit boven mensenrechten.

Economie gaat nooit boven mensenrechten.

1. Kom met bindende due dilligence-wetgeving op Nederlands en Europees niveau.

Het kabinet moet zo snel mogelijk met bindende due dilligence wetgeving komen, in ieder geval in de kleding- en textielsector, maar het liefst sectorbreed, ten overstaan van China.

Due dilligence wetgeving zou het voor bedrijven verplicht maken om (1) hun productieketen volledig in kaart te brengen, (2) daar transparant over te zijn, (3) constant alle mogelijke risico’s voor mensenrechten en duurzaamheid te analyseren en (4) die risico’s zoveel mogelijk te verminderen. Een belangrijk kader voor deze eisen zijn de OESO-richtlijnen. Deze richtlijnen leggen uit waar bedrijven rekening mee moeten houden en hoe. Een groot deel van de kleding- en textielbedrijven (ongeveer de helft) in Nederland probeert zich al aan de OESO-richtlijnen te houden door middel van een vrijwillige convenant (het Convenant Kleding en Textiel). Maar bedrijven zelf hebben inmiddels ook aangegeven dat dit niet voldoende is. Zij stellen dat bindende wetgeving in Nederland het makkelijker voor hen maakt om in China (en andere landen) eisen te stellen aan de waardeketen.

Drie oeigoerse oude mannen staan met elkaar te praten met chinese vlaggen op de achtergrond

Bindende due dilligence wetgeving moet, met het oog op eerlijke concurrentie en effectiviteit, zowel op Nederlands niveau als op Europees niveau. Het Europees Parlement heeft in oktober aangegeven bindende due dilligence wetgeving te willen in de EU. De Europese Commissie zal naar alle waarschijnlijkheid in het voorjaar van 2021 met een voorstel komen. Dit is een fantastische stap, maar de uitwerking van deze wet kan nog lang duren. Daarom moeten we in de tussentijd op Nederlands niveau met due dilligence-wetgeving komen, ten overstaan van China. Dit bespaart ons ook werk indien het voorstel uit Europa uitgewerkt moeten worden in nationale wetgeving. Het liefst komt er ook op mondiaal niveau due-dilligence wetgeving. Nederland moet zich binnen de EU hard maken om de EU een onderhandelingsmandaat te geven binnen de UN Binding Treaty on Business and Human Rights.

Vlag europa

2. Voer vanuit de EU de druk op China in de diplomatieke verhoudingen op

Nederland moet zich binnen de EU tijdens de onderhandelingen met China over het EU-China-investeringsverdrag hard maken om mensenrechten intrinsiek te verwerken in de verdragsbepalingen. De mensenrechtenbepalingen moeten afdwingbaar zijn. Het verdrag moet jaarlijkse mensenrechtendialogen voorstellen en consequenties verbinden aan de uitkomsten van die dialogen.

Praten over mensenrechten moet niet alleen gebeuren tijdens aangewezen ‘mensenrechtendialoogmomenten’. We weten inmiddels, na jaren proberen, dat China daar simpelweg geen oren naar heeft. China heeft wel oren naar economie. We moeten bij de onderhandelingen over het investeringsakkoord inzetten op algemene wederkerigheid. Nu is die inzet vanuit de EU op wederkerigheid vooral gericht op markttoegang voor het bedrijfsleven. Maar deze toegang moet ook voor journalisten en ngo’s gelden. Zo kan er beter in kaart worden gebracht wat er precies in Xinjiang gebeurt.

3. Verbeter de transparantie van douanegegevens op Nederlands en Europees niveau

We moeten de transparantie en toegang tot douanegegevens in Nederland verbeteren, en ons binnen de EU hard maken om tot een uniform, transparant systeem voor de publicatie van douanegegevens komen.

De Chinese autoriteiten weigeren mee te werken en maken het werk van ngo’s, toezichthouders, auditors en journalisten moeilijk. Maar transparantie bereiken we niet alleen in China, dat kunnen we ook hier in Nederland verbeteren. De Verenigde Staten kennen een relatief open systeem van douanegegevens. Dat werkt zo: importgegevens in de VS zijn in principe publiekelijk beschikbaar, onder de Freedom of Information Act. Er zitten nog wel haken en ogen aan. Je kunt specifieke data opvragen. Maar bulk data, die je vervolgens ook kunt doorzoeken, moet je kopen. Vervolgens zijn er commerciële partijen, zoals ImportGenius en Panjiva, die die data organiseren en dan tegen betaling inzage bieden in hun databases. Dat is ook niet ideaal, maar een stuk beter dan in de EU waar transparantie van douanegegevens zeer beperkt is. Binnen de EU is enige mate van informatie te koop over import-/exportdata van bedrijven, bijvoorbeeld via een database als Pnjiva. Maar dit is een gedeeltelijk beeld van handelsstromen en biedt in principe geen inzicht over de herkomst van materialen die in een exportproduct verwerkt zijn. Dat is juist de essentiële informatie, want Oeigoerse dwangarbeid vindt vaak niet plaats in de Europese fabrieken, maar in de fabrieken verder in de keten waar bijvoorbeeld het katoen gespind wordt. Het helpt ook niet dat elke EU-lidstaat zijn eigen systeem heeft voor het verzamelen van douanegegevens.

Daarom moeten we de volledige douanegegevens over import en export, inclusief de specifieke leverancier, makkelijker beschikbaar stellen aan NGOs en onderzoekers. Dat kan door in Nederland onze importgegevens publiekelijk beschikbaar te stellen, en binnen de EU aanjager te worden van een uniform, transparant systeem van importgegevens. Zo kunnen ngo’s beter aan de grenzen toezichthouden waar bepaalde importproducten vandaan komen, op fabrieksniveau.

4. Stel persoons- en bedrijfsgerichte sancties in

Nederland moet binnen de Europese Unie pleiten voor sancties tegen personen en bedrijven die aantoonbaar betrokken zijn bij de onderdrukking van Oeigoeren.

Momenteel kunnen er binnen de Europese Unie nog niet makkelijk sancties worden ingesteld tegen personen en bedrijven die bijdragen aan mensenrechtenschendingen, in ieder geval niet zo makkelijk als tegen landen. Mede dankzij meerdere initiatieven van D66 en het CDA hier in de Kamer wordt daarom nu op Europees niveau gewerkt aan een wet om dat mogelijk te maken. Naar alle verwachting zal die wet in 2021 geïmplementeerd worden. Daar zijn we tevreden over. We geloven dat sancties het beste werken wanneer we dat als Europa samen doen. China spreekt geen mensenrechten, maar wel economie. Met sancties kunnen we China raken waar het pijn doet. Nederland moet nu al beginnen met het zoeken naar draagvlak binnen de EU om, zodra de wet van kracht gaat, sancties in te stellen tegen personen, maar vooral bedrijven die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen jegens Oeigoeren.

5. Faciliteer een exit voor kleding- en textielbedrijven

Nederland moet Nederlandse katoen- en textielbedrijven aanmoedigen om zo snel mogelijk weg te gaan uit China, en dat faciliteren. De RVO en de Nederlandse ambassades en consulaten moeten actief voorlichting en advies geven over de mogelijkheden om ketens te verleggen naar andere landen. Als dat niet voldoende resultaat oplevert moet Nederland een importstop van kleding uit China overwegen voor textiel.

kledingruil pas.jpg

Het is niet voldoende om uit Xinjiang te trekken. Oeigoerse dwangarbeiders worden ook buiten Xinjiang door de Chinese overheid onvrijwillig ‘gedetacheerd’ naar katoen- en textielfabrieken buiten Xinjiang. Bovendien komt 80% van het katoen in China uit Xinjiang. Oftewel, of het nu in het katoen zit of in de fabricage, bedrijven kunnen niet met zekerheid zeggen schone handen te hebben. Dat hebben zij zelf toegegeven in de hoorzitting. Dit terwijl er genoeg andere landen zijn die kwalitatief goede katoen kunnen leveren, zoals India, de Verenigde Staten, Brazilië en Pakistan. Daar zijn de omstandigheden omtrent mensenrechten en arbeidsvoorwaarden ook niet altijd goed geregeld. Maar dialoog met deze landen is op zijn minst mogelijk. Het dialoog met China blijkt keer op keer onmogelijk. We moeten de conclusie trekken dat dialoog niet langer werkt en een duidelijke grens trekken. Genoeg is genoeg.

Dit kan gevolgen hebben voor de werkgelegenheid in China. Het is niet voor niets dat de OESO-richtlijnen bedrijven verplichten niet zomaar weg te gaan wanneer er risico’s gesignaleerd zijn in de waardeketen. Volgens de OESO-richtlijnen moeten bedrijven eerst proberen hun waardeketen te verbeteren. Uit gesprekken met bedrijven echter blijkt dat deze verbeterpogingen ook gedaan zijn. Deze hebben simpelweg tot weinig vooruitgang geleid. De bedrijven wijten dit aan de hardvochtige houding van de Chinese autoriteiten, en de onderdrukkende sfeer in China. Het is nu dus kiezen tussen twee kwaden: weggaan uit de regio kan schadelijke gevolgen hebben, maar blijven is nog schadelijker.